Vrijspraak verkrachting door rechtbank Zeeland-West-Brabant

De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 23 maart jongstleden uitspraak gedaan in een zaak over verkrachting.

Vrijspraak verkrachting 14-jarig meisje

Op 23 maart 2017 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant zich gebogen over een verkrachtingszaak. Aan verdachte, die ten tijde van het incident 26 jaar oud was, werd tenlastegelegd dat hij meermalen een meisje van destijds 14 jaar, in deze zaak het slachtoffer, heeft verkracht.

Uit de bewijsmiddelen blijkt het navolgende. Het slachtoffer en de verdachte hebben elkaar ontmoet in het zwembad in Terneuzen. De verdachte overhandigt hierbij zijn telefoonnummer aan het slachtoffer, zij stuurt hem even later een WhatsApp-berichtje om af te spreken. Verdachte haalt het slachtoffer met de auto op en rijdt naar zijn ouderlijk huis. In de woning hebben de twee seks met elkaar.

De rechtbank dient vast te stellen of er sprake is geweest van het door geweld of bedreiging met geweld dwingen tot het ondergaan van seksuele handelingen, alleen als dat kan worden bewezen is er sprake van verkrachting.

De Officier van Justitie is van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier stelt dat er sprake is van twee uiteenlopende verklaringen van verdachte en het slachtoffer over de eventuele vrijwilligheid van de seksuele handelingen. De officier hecht meer waarde aan de verklaringen van het slachtoffer dan aan de verklaringen van de verdachte, mede gelet op het feit dat verdachte al eerder in het proces heeft gelogen. Hij heeft zich in de eerste verhoren beroept op zijn zwijgrecht en hij heeft pas later, nadat de resultaten van het DNA-bewijs bekend waren (waaruit bleek dat verdachte inderdaad seks heeft gehad met slachtoffer), bekend dat hij in instemming met het slachtoffer seks met haar heeft gehad. Het slachtoffer heeft aangegeven door de verdachte en tevens door een andere man te zijn verkracht. Dit wordt ondersteund door DNA-bewijs. Verdachte is in het verleden eerder voor meineed, in hoger beroep, veroordeeld voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.

De advocaat in Breda van de verdachte stelt zich op het standpunt dat verkrachting niet kan worden bewezen, omdat er voldoende kan worden getwijfeld aan de geloofwaardigheid van de afgelegde verklaringen van het slachtoffer en de afgelegde verklaringen van de bevriende getuigen van het slachtoffer. De raadsman geeft aan dat er getwijfeld kan worden of er sprake was van onvrijwillige seks, onder dwang en met geweld.

De rechtbank beroept zich op het navolgende bewijsstuk. Door de vriendinnen van het slachtoffer en de ouders is op de avond van het incident melding van vermissing gedaan, waarna de politie naar haar op zoek is gegaan. De politie ziet tegen middennacht het meisje lopen. De politie vertelt haar dat zij naar haar op zoek zijn waarna zij zegt ‘Ik heb niks gedaan’ en doorloopt. Na nogmaals aanspreken door de politie gaat zij mee naar het politiebureau waar zij vertelt wat haar is overkomen. De verklaring van verdachte vindt steun in het DNA-bewijs.

De rechtbank is van mening dat het de reactie van het slachtoffer ‘Ik heb niks gedaan’ ‘vreemd’ is, gezien het feit zij kort daarna verklaart dat er sprake is geweest van een brute verkrachting. Uit de bewijsmiddelen is niet vast komen te staan dat het slachtoffer is gedwongen de woning in te gaan. Ook is er geen letsel waargenomen op het lichaam van het slachtoffer. De vriendinnen van het slachtoffer hebben verklaard dat het slachtoffer, ten tijde van het tenlastegelegde, reed seksueel actief was. Volgens haar eigen verklaring is haar al twee keer eerder een zedenfeit overkomen. Daarnaast hebben de vriendinnen van het slachtoffer twijfels geuit over de geloofwaardigheid van de verklaringen.  twijfels hebben geuit over de geloofwaardigheid van aangeefster in haar verklaringen. Op grond van het voorgaande volgt de  rechtbank het standpunt van de advocaat van de verdachte en komt tot de conclusie dat verklaringen van aangeefster onvoldoende geloofwaardig zijn om tot een bewezenverklaring te komen van het tenlastegelegde feit. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.

Uit deze zaak blijkt duidelijk het belang van een advocaat in de strafzaak. Verdachte is immers in deze zaak, door het pleidooi van zijn raadsman, vrijgesproken van een ernstig misdrijf.  Indien u wordt verdacht van een soortgelijk misdrijf kunt u zich eveneens laten bijstaan door een advocaat in Breda. De advocaat zal voor u een zo laag mogelijke straf, of indien mogelijk zelf vrijspraak, bepleiten. U kunt vrijblijvend contact opnemen met een raadsman van het advocatenkantoor in Breda voor zedendelicten, door het contactformulier in te vullen. Wij werken eveneens op basis van pro-deo.

Geschreven door

Op

Bekijk meer van

Contact met advocaat

Een ervaren strafrechtadvocaat neemt gratis & zonder verplichtingen contact op